Sluiten

Begin

Muiden:

De afbeelding op deze éénzijdge loodjes is waarschijnlijk ontleend aan het stadszegel van Muiden uit de zestiende eeuw: 
een gestyleerd scheepje, geflankeerd door twee bakens - dat mogelijk te maken heeft met betaling van vuurgeld voor een licht dat de ingang van de Vecht markeerde.
De flankerende bakens hebben meestal dezelfde vorm.
Een gesloten toren tot ongeveer halverwege de hoogte en daarboven een spriet met een aantal dwarsstokken.
In sommige gevallen (o.a. 1739) is gepoogd om, net als op het zegel, de torens meer het aanzien van stadspoorten te geven.
De afbeelding is in alle gevallen met een cirkel omkaderd.

Type MA:

       
Schip tussen twee torens (vuurbakens?)
De afbeelding is behoorlijk gedetailleerd, vooral de torens.
 

Jaar

Ĝ mm

Bijzonderheden

1711

39 x 36 de 1 ingeslagen, 13.2 gram. Detectorforum PiepPiep
1716 41 x 38 de 6 ingeslagen. Veiling Westerhof / v.d. Dussen 3-1985 nr. 1658 → veiling L. Schulman 7-1991 nr. 1397 → colAMA01.
Oorspronkelijk
uit veiling 147 Jacques Schulman, 12-1924 #174, lot 217, opbrengst ƒ4,00

1717

  afgebeeld op Bodemvondstenwereld, collectie Sindela

1719

35 x 35 de 9 ingeslagen. Gevonden omgeving Weesp, colAMA02. Jaarboek Munten en Penningen 1987 blz. 612.
Sluiten

Begin

Muiden verkreeg op 14 december 1662 toestemming van de Staten van Holland om een lantaarn of vuurtoren op te richten aan de monding van de Vecht.
De stad kreeg daarvoor 120 gulden per jaar van de provincie. In 1715 was de vaargeul zodanig verlopen, dat de lantaarn verplaatst moest worden. Bovendien klaagden de schippers dat het licht te klein was.
Op 19 September 1715 verkreeg Muiden van de Staten van Holland een octrooi van 30 jaar, om van de passerende schippers lantaarngeld te innen a 10 stuivers per schip per jaar.
Ballast- of zandschepen moesten 6 stuivers per jaar betalen. De jaarlijkse bijdrage van 120 gulden kwam hiermee te vervallen (Oud Archief Muiden [OAM], inv.nr. 300b).
Tot 1715 had de stad een vuurbaak opzigter in dienst, die in 1712 een jaartractement van 20 gulden kreeg. Daarna werd het onderhoud en het innen van het vuurgeld verpacht.
In 1733 bedroeg de pacht 260 gulden, in 1769 was dit 270 gulden (OAM, thesaurierboeken; voorgaande informatie is afkomstig uit het ongeïnventariseerde oud archief van Muiden).

 

Sluiten

Begin